De collectie vertelt een verhaal

2005 | Project: Archivering en conservering historische farmacologische verzameling

Het gesprek met Peter Burbach, hoofd van de afdeling Neurowetenschappen en Farmacologie van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU), vindt om praktische redenen plaats bij ons op kantoor. Deze keer dus geen spannend bezoek aan een van de vele locaties van de universiteit. Maar het onderwerp is misschien al spannend (lees: moeilijk) genoeg?

Ik vraag aan Peter hoe het allemaal begonnen is. “In 1908 werd de eerste farmacoloog naar Utrecht gehaald. Zijn naam was Rudolf Magnus. Hij kwam oorspronkelijk uit Duitsland. Hij werd benoemd tot hoogleraar in de farmacologie, toen omschreven als ‘kennis der geneesmiddelen en geneesmiddelenleer’. Het onderzoek van Magnus richtte zich op de werking van geneesmiddelen op hart, bloedvaten, longen en het maagdarmkanaal. Zijn belangrijkste ontdekking was het mechanisme waarmee het zenuwstelsel de lichaamshouding en spierspanning regelt. Hij verklaarde waarom een kat altijd op zijn pootjes terecht komt.”

De Faculteit der Farmacologie neemt in 1908 zijn intrek in het prachtige Leeuwenbergh, een uit 1567 daterend oud ziekenhuis voor slachtoffers van de pest dat voor dit doel echter weinig gebruikt is. Het is de huidige Leeuwenberghkerk aan het Servaasbolwerk, die recentelijk door particulier initiatief een goede nieuwe bestemming heeft gekregen. De faculteit zal er ruim twintig jaar blijven. Magnus weet in die periode geld los te peuteren bij de Rockefeller Foundation voor een nieuw laboratorium. Hij legt er zelf de eerste steen voor in 1926, maar zal er door zijn plotselinge overlijden in 1927 nooit in werken. Toevallig kom ik er op mijn zwerftocht door de universiteit achter dat zijn plotselinge overlijden ook heeft betekend dat Magnus nooit een Nobelprijs heeft gekregen.

In 1929 opent de universiteit ‘Nieuw Leeuwenbergh’ aan de Vondellaan. Het voor die tijd zeer moderne laboratorium wordt later omgedoopt tot Rudolf Magnus Instituut. Deze naam bestaat nog steeds.

In 2008 wordt het honderdjarig bestaan van farmacologie gevierd. Peter vertelt dat dit én de verhuizing van het instituut aanleiding hebben gevormd om in 2005 een aanvrage bij het K.F. Hein Fonds te doen ten behoeve van de historische collectie. Sinds 1908 was er immers een enorme collectie voorwerpen, beeldmateriaal en verslagen verzameld. Peter: “Toen het oude instituut aan de Vondellaan onderdeel werd van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC) moest deze collectie een nieuwe plek krijgen. Dit werd het universiteitsmuseum. De collectie is inmiddels goed beschreven en ontsloten. Delen ervan worden regelmatig voor tentoonstellingen gebruikt.”

“Het K.F. Hein Fonds heeft vooral in het eerste deel steun geleverd. Met de bijdrage van het fonds is het historische materiaal geselecteerd, geregistreerd, gefotografeerd en natuurlijk zuurvrij gearchiveerd.”

Gelukkig zijn er nog oudere werknemers in dienst die alles kunnen toelichten. Van een belangrijke opvolger van Magnus, David de Wied, is ook een groot persoonlijk archief bewaard gebleven. “De Wied richtte zich onder andere op de samenwerking tussen de top van de wetenschap en de top van de industrie. De informatie hierover is nog steeds nuttig en is de basis geweest voor de biografie ‘Toponderzoeker in Polderland’ door Rienk Vermij.”

Het K.F. Hein Fonds heeft vooral in het eerste deel steun geleverd. Met de bijdrage van het fonds is het historische materiaal geselecteerd, geregistreerd, gefotografeerd en natuurlijk zuurvrij gearchiveerd. De werkzaamheden rond het archief van De Wied zijn later met bijdragen van andere fondsen voltooid.

Peter omschrijft de collectie als ‘een unieke verzameling universitair erfgoed die een verhaal vertelt’, die een beeld geeft van de ontwikkeling van een indertijd nieuw wetenschapsgebied dat zich nu een duidelijke plaats heeft veroverd in de maatschappij.