Op een grijze maandag heb ik een afspraak met Paul Lambers, conservator natuurlijke historie van het Universiteitsmuseum. In het depot aan de Sorbonnelaan in de Uithof zal hij mij alles vertellen over het walvisskelet dat mede door de steun van het K.F. Hein Fonds kon worden gerestaureerd. Het is koud in het depot, maar het enthousiasme van Paul doet mij dat gauw vergeten.
De collectie ‘natuurlijke historie’ bestaat uit allerlei biologische én geologische objecten. De geologische collectie in ontelbare houten laatjes, de biologische objecten in metalen stellingen. Veel dierkunde, voornamelijk zoölogie, en weinig plantkunde. Daarnaast een hele mooie collectie van farmacie. Ik heb nooit geweten dat de Nederlanders ooit de grootste kinaproducenten ter wereld zijn geweest, nadat ze er in waren geslaagd op Java kinaplantages neer te zetten en bijna een monopolie hadden in de kinahandel. De herinnering aan dit feit staat in glazen potten en mooie doosjes in de schappen van het depot.
Maar ik kwam eigenlijk voor het walvisskelet. Als Paul het aanwijst moeten we lachen. Het is 20 meter lang en hangt aan het plafond. We staan er al een tijdje recht onder en ik had het niet gezien.
Het verhaal van het skelet is best gek. Paul vertelt hoe Utrecht eraan is gekomen. “De walvis is in 1899 aangespoeld in Loosduinen. Professor Hubrecht was toen directeur van het zoölogisch museum en wilde hem graag hebben. Normaal gingen dat soort skeletten naar het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie in Leiden. Het verhaal wil dat de directeur van dat museum op reis was naar Nederlands-Indië en dus niet bereikbaar was. Toen is die walvis voor zijn neus weggekaapt. In de jaren vijftig heeft het skelet wat rondgezworven. Door ruimtegebrek in Utrecht ging het skelet naar het zoölogisch museum in Amsterdam. Later ging het naar het Museon. Door dat gesleep ging de toestand van het skelet erg achteruit. Ergens in de jaren tachtig is de toenmalige directeur van het museum, Van der Toorn, het gewoon gaan ophalen. Hij heeft het op de zolder van zoölogie op de Plompetorengracht gelegd, een beetje stiekem achter een scherm. We hadden dit depot toen nog niet. Maar die zolder lekte, dat was natuurlijk ook een slechte plek. Gelukkig is het nu hier.”
In de tussentijd is het skelet gerestaureerd. Waarom wilde Utrecht het skelet eigenlijk hebben, daarna bewaren, weer terughebben, en nu restaureren? Paul: “Het is een gewone vinvis die zo'n 25 meter lang kan worden. Vinvissen kennen we hier wel, maar ze spoelen bijna nooit aan. Daarom is het bijzonder. Dit skelet is bovendien beschreven in de wetenschappelijke literatuur en dan heeft zoiets een extra waarde. Het is een universitair object dat we gewoon willen en ook moeten bewaren, daar zijn wij voor.”
Een groot deel van het skelet hangt dus aan het plafond van het depot. De wervels en delen van wervels liggen in metalen stellingen. Ik voel even hoe zwaar de werveldelen zijn. Tot mijn verbazing wegen ze bijna niks. Paul: “Dit weegt inderdaad niets meer, het is verweerd geraakt door de slechte opslag. Als je de ribben vastpakte brokkelden de stukken er af, zo verweerd was het. Gelukkig kwamen we achter het bestaan van jullie fonds en hebben we met jullie bijdrage verder verval kunnen voorkomen. Het is helaas niet meer helemaal compleet. De baleinen zijn er niet meer bij. De schedeldelen waren nog wel goed, maar veel wervels eigenlijk niet, daar waren allemaal stukken afgebroken.”
Het skelet is gerestaureerd in Groningen door de Stichting Museumtechnische Werken. Paul: “Het was een minutieus werk, schoonmaken, poetsen, stuk voor stuk en dan impregneren met een soort van kunsthars. Je had moeten zien hoe het er eerst uitzag, ze hebben het echt fantastisch gedaan. Ze hebben ook de schedel weer aan elkaar gezet. Er zijn vier buizen ingestopt waaraan hij opgehangen kon worden. Kleine beschadigingen zijn weggewerkt en al het oude ijzerdraad is er uit gehaald. Dat zat er ooit in om het skelet te kunnen opzetten, maar dat was dus gaan roesten. Ze hebben er wel heel veel langer over gedaan dan we hadden afgesproken, bijna acht jaar. Het was toch allemaal niet zo eenvoudig. Maar het resultaat mag er zijn.”
Er zijn wel wat problemen met het skelet. Het is hier en daar kapot en er zijn veel losse delen en afgebroken stukjes. Als het museum het nog een keer zou willen opzetten zouden die allemaal aan elkaar gezet moeten worden. Paul: “Er is op dit moment een biologiestudente die ons helpt met de collectie en ik wil met haar gaan kijken wat we nou eigenlijk hebben. Dan weten we misschien ook hoe volledig het skelet nog is.” Paul wil graag dat het skelet ooit weer zal worden opgezet. Maar voor zo'n groot skelet is dat moeilijk, momenteel is er nog geen geschikte ruimte voor. Er is wel belangstelling voor het skelet. Dat blijkt tijdens de depotopenstellingen en als er specifieke walvisrondleidingen zijn in schoolvakanties.
We lopen nog even rond in het depot. Er is ongelooflijk veel méér te zien en te vertellen. Daar kom ik graag een keer voor terug.