Verhalend zijn én
publiek bereiken

2003 | Project: Publicatie Anna Maria van Schurman

In 2003 steunde het K.F. Hein Fonds een publicatie over Anna Maria van Schurman, de eerste vrouwelijke studente aan de Universiteit van Utrecht. Of toch niet? Leen Dorsman, bijzonder hoogleraar universiteitsgeschiedenis, weet er alles van. Ik zoek hem op in zijn werkkamer op Drift 10, het hart van de stad én van het studentenleven.

Leen Dorsman komt van het Descartes-instituut, centrum voor wetenschaps- geschiedenis en -filosofie, een samenwerkingsverband van alle faculteiten van de UU. De UU wilde meer gaan doen aan de geschiedenis van de eigen universiteit die groot én oud is en waar veel over te vertellen valt; er is een archief van 375 jaar! Leen werd gevraagd om binnen het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur de bijzondere leerstoel universiteitsgeschiedenis te bekleden. Inmiddels is de leerstoel omgezet in een profielleerstoel voor onbepaalde tijd. Leen besteedt zo'n zestig procent van zijn tijd aan onderwijs, de rest aan onderzoek.

Nadat hij door iemand attent was gemaakt op het bestaan van het K.F. Hein Fonds heeft Leen diverse malen projectvoorstellen via het U-fonds ingediend. Ze hadden allemaal betrekking op het ontsluiten van de universiteitsgeschiedenis en voor alle projecten is er geld gekomen. Zo is er een infrastructuur opgezet voor het rubriceren van veertien duizend titels over allerlei onderwerpen die de geschiedenis van de universiteit betreffen. Leen: “Er zijn meer dan dertien duizend proefschriften gerubriceerd. Er is een catalogus gemaakt van alle zesentwintig honderd hoogleraren tot nu toe. Voor die laatste is veel belangstelling, maandelijks komen tientallen mensen de catalogus raadplegen. Er zijn überhaupt veel vragen van buitenaf, bijvoorbeeld over voorouders van mensen. Hier ligt echt een maatschappelijke taak voor de universiteit.”

Veel projecten kunnen alleen door matching tot stand komen. Voor de ‘extra’s’ zijn bijdragen van fondsen nodig. De publicatie van het boek over Anna Maria van Schurman is zo'n ‘extra’. Leen: “Pieta van Beek had al onderzoek naar haar gedaan vanuit de algemene humanistiek. Daarna vond men dat het publiek er ook kennis van moest nemen. En dan is er extra geld nodig om zo'n publicatie te kunnen uitbrengen.” Op mijn opmerking dat ik het boek toch nog heel wetenschappelijk vind zegt Leen dat dat klopt. “Het boek is niet echt een publieksboek geworden, meer een soort combinatie. Het is wel in ruime mate verspreid.”

“Er zijn überhaupt veel vragen van buitenaf, bijvoorbeeld over voorouders van mensen. Hier ligt echt een maatschappelijke taak voor de universiteit.”

Een mooi verhaal is dat Anna Maria de lessen aan de universiteit volgde van achter een gordijn. De herenstudenten mochten haar niet zien. Zij is alom bekend als de eerste vrouwelijke studente aan de Universiteit van Utrecht. Leen vindt dat nonsens. “Tot in de 19e eeuw konden vrouwen niet aan de universiteit studeren, dus er bestonden gewoon geen vrouwelijke studenten. Juist door het verhaal van Anna Maria te benadrukken wilden we laten zien hoe lang het geduurd heeft voordat vrouwen werden toegelaten en wilden we ook de onzin daarvan aantonen. Als kind was Anna Maria al met van alles bezig. Zij is in feite gebruikt in onze propaganda.”

Welke andere producten zijn er van universiteitsgeschiedenis? Leen: “Boeken, bijvoorbeeld over hoogleraar Cohen, die ondanks alle waarschuwingen niet wilde onderduiken, werd opgepakt en afgevoerd naar Westerbork en die over dit hele proces veel stukken heeft geschreven. Of over Pieter Geyl, die zich bezighield met het snijvlak van wetenschap en maatschappij. Bij elk lustrum van de universiteit is er ook aandacht voor de oorlog. Er is dan een symposium en er wordt een boekje uitgebracht. Dat is een combinatie van wetenschappelijk werk en egodocumenten.” Het instituut organiseert zelf elk jaar een symposium, met steeds een ander thema waarover ook wordt gepubliceerd. De laatste keer ging het over het aanzien van de universiteit.

“Een mooi verhaal is dat Anna Maria de lessen aan de universiteit volgde van achter een gordijn.”

Duidelijk is dat Leen geniet van zijn werk, vooral als hij begint over de mooie archieven die er in het museum zijn, onder andere van F.C. Donders. Hij vertelt over de romantische geschiedenis van Donders en zijn tweede vrouw, opgetekend in dagboekjes. “In de dagboekjes kan je ook het een en ander vinden over het leven van de bourgeoisie in die tijd. De combinatie van persoonlijke levens en sociale geschiedenis is het mooist: verhalend zijn én publiek weten te bereiken.”