Skip Navigation Links

Kunst & Monumenten: het werk 'dragen' van Lobke Roenhorst

Juli 2023

Lobke Roenhorst maakte in opdracht een kunstwerk voor de locatie Achter de Dom 14. De opdracht is de eerste in de serie ‘Kunst & Monumenten’, waarbij onze kunstcommissie afstudeerders van de HKU koppelt aan panden van het K.F. Hein Fonds Monumenten. Lobke is bij deze opdracht begeleid door adviseur Véronique Hoedemakers. In deze blog vertelt Lobke over haar proces en hoe ze tot haar uiteindelijke idee is gekomen. 

In 2022 studeerde ik af aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht in de richting Fine Art. In mijn praktijk werk ik met het brede concept van herinneringen. Hierin komen thema’s zoals vergankelijkheid, tijd en fragiliteit sterk naar voren. In mijn installaties onderzoek ik hoe ik het vertellen van verhalen en het oproepen van herinneringen kan documenteren en materialiseren. Hierin zoek ik een balans tussen het persoonlijke en het universele. 

Lobke Roenhorst poseert voor 6 panelen. Ze is een witte vrouw met kort bruin, stijl haar. Ze houdt haar handen achter haar rug en kijkt langs de camera.

Een zachte landing

Na een portfoliogesprek met het K.F. Hein Fonds en de huurders van het pand (ILFU en Kummer & Herrman), begon voor mij de opdracht afgelopen december 2022. Je kan zeggen dat ik toen even in het ‘diepe’ werd gegooid, maar wel met een zachte landing. De opdracht had namelijk veel vrijheid. Ik was gekoppeld aan het prachtige pand Achter de Dom 14 en kreeg de vrijheid om te onderzoeken wat voor werk ik wilde maken en op welke plek het moest komen in het gebouw. Maar hoe pak je zoiets dan precies aan? Waar begin je met je onderzoek? Met wie moet je rekening houden en hoe zorg ik ervoor dat ik ook dicht bij mijn eigen artistieke praktijk blijf staan? 

Deze vragen heb ik veel besproken met mijn begeleider, Véronique Hoedemakers. Samen maakten wij een werkplanning, zetten belangrijke data vast zoals het presenteren van het concept voorstel en het definitieve ontwerp. Daarnaast kon ik samen met haar en Marisa Rappard (Kunstcommissie K.F. Hein Fonds) mijn ideeën en knelpunten bespreken, mijn presentaties voorbereiden en waren zij beiden altijd een belletje van mij verwijderd. 

Verdiepen in het pand 

Ik wilde mij graag verdiepen in de historie van het gebouw, en daar begon ook mijn onderzoek. Het pand komt namelijk uit de late middeleeuwen en is door veel transformaties gegaan. Van kanunnikenverblijf, postkantoor, groothandel apotheek, museum Speelklok naar uiteindelijk de huidige bestemming: literatuurhuis en grafisch vormgeverskantoor. Bij elke gebruiker lijkt het pand door een transformatie heen te zijn gegaan en daardoor is het lastig om in het pand vast te stellen wat nou écht authentiek is. Het Utrechts Archief was voor mij de eerste plek om te beginnen en bracht mij daarin meer perspectief. In het archief ben ik bijvoorbeeld in oude restauratiedossiers gaan kijken. Die gaven een beter beeld van de verschillende transformaties van het pand. 

Archieffoto van de gang van Achter de Dom 14. De foto is zwart-wit. Er staat een balie in de gang en er hangt een rek met ansichtkaarten aan de muur.
Archieffoto van de gang van Achter de Dom, foto uit het Utrechts Archief

Daarnaast ben ik het pand gaan fotograferen, door een observatiedag te houden. Wat mij opviel waren de vele boogvormen in het gebouw waar je doorheen loopt bij elke ruimte die je betreedt en die terugkomen in de ramen. Het is een vorm die elke ruimte met elkaar verbindt, zowel binnen als buiten. Ook heeft het pand een historische kelder. Via een kleine deur ergens in de hoek van de ruimte, ga je met een smal wenteltrapje naar beneden en sta je opeens in een klein doolhof van een kelder en zo ook in een heel oud stukje Utrecht. Een vochtige en warme plek, omdat de (stads)verwarming er doorheen loopt. De kelder wordt nu gebruikt als opslag van de huidige huurders, maar je komt er nog veel materialen tegen die een verschillende tijdsaanduidingen weergeven van het pand. Kranten uit de jaren ‘70 die zijn omgeslagen om oude leidingen en die vanwege de hitte en vocht die er vanaf komen zijn vervormd. Stukken steen en gips die van de muren afbrokkelen. Door het klimaat in de kelder lagen er ook veel gesneuvelde dagpauwoogvlinders op de grond. In de kelder lijk je in een soort tijdscapsule te staan, waarbij de fragiliteit en tijdsverloop van de materialen zichtbaar is, maar ook de tussenfases van de transformaties van het gebouw. De materialen heb ik die dag uit de kelder meegenomen, want daar begon bij mij wat te kriebelen.

Foto van de kelder. De ruimte is kaal, de vloer en muren bestaan uit stenen en cement. Midden in de ruimte staat een houten stoel onder het stof.

Vergeten materialen

In mijn atelier ben ik schetsen gaan uitwerken en zo kon ik mij voorbereiden op het conceptvoorstel. Bij het conceptvoorstel moest ik onder andere presenteren aan de huurders van het pand en aan het K.F. Hein Fonds hoe ik mijn onderzoek tot nu toe had ervaren en wat voor materiaalonderzoek ik had gedaan. Ik vertelde over de kelder en de materialen die ik daar was tegengekomen, over de vormen in het gebouw en de archiefstukken uit het Utrechts Archief. 

Deze bijna ‘vergeten’ materialen die ik had gezien in de kelder (de verharde kranten, het gips en losliggend steen, de vlindervleugels) wilde ik een nieuwe drager geven. Ik wilde deze weer in het licht zetten en ze opnieuw laten spreken. Ik ben toen gaan experimenteren met cement. Cement vind ik namelijk een materiaal dat in contrast staat met de fragiele materialen uit de kelder door zijn tijdwerende eigenschappen, maar ook omdat ik cement zie als een funderingsmateriaal. Om de verharde kranten en stukken gips en steen hierin te verwerken, wilde ik een archeologische momentopname creëren en is cement daarin de drager. 

Foto van dagpauwoogvlinders op de vloer. De vlinders zijn roodbruin en hebben een heldere cirkel van blauw/geel op hun vleugels. De vlinders liggen op cement in het licht. Alles er omheen is zwart.

Foto van sporen in cement, terwijl Lobke dit in haar hand vasthoudt. De camera fotografeert van bovenaf.

Het concept voorstel was goedgekeurd. Nu was het voor mij tijd om mijn idee verder door te pakken en te werken naar een definitief ontwerp. Dit betekende dat ik nu ook moest nadenken over de uiteindelijke vorm en waar het werk in het gebouw moest komen te staan.

Plaats bepaalde vorm

Ik wilde het werk op een plek plaatsen waar de huidige huurders beiden dagelijks langs komen. Ik heb toen gekozen om een werk te maken in de gang van het gebouw. De gang is namelijk de enige gezamenlijke plek van de huurders. In het begin van deze blog benoemde ik de boogvormen in het gebouw al kort. Deze boogvormen waren vooral zichtbaar in de gang, waar de boogvormige doorgangen bijna echoën door de ruimte heen. Dit vond ik zelf zo’n sterk monumentaal gegeven van het pand, dat ik het in de gang wilde benadrukken. 

Zo kwam bij het bepalen van de plaats van het werk ook het idee voor de vorm van het werk. Ik wilde twee replica’s van cement maken van de ‘boogvormdeuren’ en die aan de weerszijden van de muur plaatsen. Met in de ene boogvorm de gevonden materialen en in de andere vorm de afdrukken die deze materialen hebben achtergelaten. Een positieve en een negatieve vorm. 

Schetsen van Lobke en proeven cement.

Zo kunnen de twee helften die aan weerszijden hangen, gezien worden als een mal van elkaar.Na veel experimenteren ben ik met dat idee tot een definitief ontwerp gekomen. Dit ontwerp heb ik weer moeten presenteren aan de huurders van het pand en aan het K.F. Hein Fonds. Bij zo’n definitief ontwerp presenteerde ik:

  • Een definitief schetsontwerp
  • Een planning voor het maken van het werk
  • Wat ik nog moet regelen (Bijvoorbeeld navragen bij de beheerder van het pand of ik wel mag boren in de muren en wat de mogelijkheden zijn).
  • Het opsturen van een begroting

Met de goedkeuring van het definitieve ontwerp ging ik 'officieel' van start met het maken van mijn eindwerk. Ik ben toen de boogvormen in de gang gaan opmeten en het in dezelfde zes delen gaan verdelen als de deuren. Daar heb ik toen mallen van gemaakt en veel getest qua samenstelling, dikte en gewicht van het cement. Daarbij was het ook belangrijk om te weten wat de draagkracht was van de muur waar ik het aan wilde bevestigen. Ik ben toen met Jessica van Boxtel van Stadsherstel Utrecht in gesprek geweest, zij ondersteunt het K.F. Hein Fonds bij de dagelijkse zorg van de panden, en zij heeft mij hierover kunnen informeren.  

Ook was het een uitdaging om een systeem te bedenken hoe ik het cement moest ophangen aan de muur. Ik ben uiteindelijk gekomen bij een ‘French Cleat’ verbinding, waardoor ik een bijna onzichtbare verbinding heb kunnen maken voor aan de muur. Daarnaast heb ik een bewapening in het cement gemaakt met een betonnet en drie ijzeren latjes die de ‘body’ van het werk konden dragen.  

Schaduwzelfportret van Lobke, buiten bij panelen cement die ze heeft gegoten.

Na veel experimenteren kon ik uiteindelijk écht gaan gieten en de materialen in het werk gaan verwerken. Ik kon daarin niet eindeloos uittesten, omdat ik beperkt was in de materialen die ik had meegenomen uit de kelder. Na veel dagen cement gieten zijn de twaalf panelen af. Samen vormen zij twee boogvormen en zijn ze nu als installatie te bekijken in het pand Achter de Dom 14. De titel van het werk is ‘dragen’, waarbij het cement in de installatie fungeert als een drager van het verhaal dat wordt verteld door de gevonden materialen uit de kelder. Het werk ‘dragen’ vormt een verbinding tussen heden en verleden, een eerbetoon aan de vele verhalen die het monument te vertellen heeft.  

Foto van zes panelen uit het werk ‘dragen’, alsof het een raamvenster is met 6 vensters. De bovenste twee zijn in boogvorm gegoten. De panelen zijn in cement gegoten en bevatten sporen van materialen uit de kelder.


 

  Foto van zes panelen uit het werk ‘dragen’, alsof het een raamvenster is met 6 vensters. De bovenste twee zijn in boogvorm gegoten. De panelen zijn in cement gegoten en bevatten sporen van materialen uit de kelder.