Robbie Cornelissen: “Mijn werk wordt steeds meer mijn persoonlijke verhaal”
Januari 2009
De Utrechtse kunstenaar Robbie Cornelissen, bekend van zijn grote architecturale tekeningen, begon pas op zijn dertigste met een kunstenaarscarrière. “Ik was opgeleid als bioloog en heb een aantal jaren voor de klas gestaan. Maar ik dacht steeds van ‘is dit het nou wel’ en wil ik dit de rest van mijn leven blijven doen. Ik heb toen al snel een belangrijke switch in mijn leven gemaakt en ben gaan studeren aan de Vrije Akademie in Den Haag en de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Mijn poging om beeldend kunstenaar te worden, is gelukkig goed gelukt. Ook al kies je ervoor om kunstenaar te worden, het is toch fijn als het allemaal werkt. Ik kreeg snel een aantal beurzen en verkocht ook wat. Daardoor kan ik kan me nu goed onderhouden. Het lesgeven zit echter nog steeds in mijn bloed, een dag in de week geef ik les op de kunstacademie in Zwolle. Maar ik heb wel veel tijd nodig voor mezelf en mijn werk aangezien ik zulke grote tekeningen maak.”
In het leven van Robbie was vooral het besluit om iets heel anders te gaan doen een belangrijk moment voor hem. “Die verandering heeft me absoluut op een hele andere plek in de wereld gezet. Het lesgeven in de biologie bracht voor mij geen passie. Toen ik echter bezig was met schilderen en tekenen stond ik helemaal in vuur en vlam, dat wilde ik graag doen. Maar naast die belangrijke switch was een ander groot moment het feit dat ik het medium schilderen heb ingewisseld voor tekenen. Het voelde alsof ik daardoor meer op mijn plek kwam. De geboorte van mijn tweeling heeft me op het feit gedrukt dat ik mijn gezin moest onderhouden. Ik heb me daardoor nog meer gericht op mijn eigen ding: het maken van tekeningen op groot formaat. Een stipendium van het Fonds voor Beeldende Kunst in 1999 heeft me geholpen de grote tekeningen te maken. Ik hoefde me niet te binden aan het commerciële aspect van mijn werk. Mede hierdoor veranderde ook wat ik wilde vertellen, mijn werk werd steeds meer mijn persoonlijke verhaal. Hoe ik er daarna iets mee kan verdienen, werd minder belangrijk. Je moet daar ook niet aan denken anders werkt het niet. Als er iemand is die het wil kopen, is dat alleen maar verrassend en leuk en heeft het klaarblijkelijk goed gewerkt. De ondersteuning van het Fonds voor Beeldende Kunst was heel belangrijk omdat het me ineens de kans gaf een jaar lang in volledige vrijheid een serie monumentale tekeningen te maken. Deze eerste werken waren een verrassende nieuwe ontdekkingsreis. Mijn positie veranderde daardoor ook, de noodzaak om het te maken was de drijfveer geworden. De maat of de verkoopbaarheid of bijvoorbeeld de esthetiek waren secundaire motieven geworden.”
“De specifieke onderwerpen die ik op mijn tekeningen aansnijd, komen soms uit concrete aanleidingen maar meestal teken ik mijn eigen leven. Niet in letterlijke zin maar meer als metafoor of als symbool. Dat vertaal ik dan weer naar grote ruimtes. Een mooi voorbeeld is het door de K.F. Hein Stichting aangekochte Het Grote Geheugen. Enerzijds is het een ruimte maar het is tegelijkertijd ook een metafoor voor een geheugen. Je ziet een labyrintisch gangenstelsel waar je van allerlei kanten in kan, zelfs verdwalen is mogelijk. Je kan er een stad in zien of iets wat zich in mijn hoofd afspeelt. Ik heb over dit onderwerp ook een film gemaakt. Als kijker kom je in mijn wereld terecht, je loopt in feite door mijn tekening. Echt heel bijzonder om dat te doen.”
“Heel veel werken gaan over binnen en buiten. Ik teken enerzijds de dingen die in mijn hoofd zitten maar anderzijds ook de dingen die je buiten in de buitenwereld zou kunnen zien. De grens van binnen en buiten is belangrijk. Ik probeer dat met elkaar te verbinden en zoek daar een beeld bij of een tekening of een situatie die voor mij actueel zijn. Ook schrijf ik veel, maar alleen om tot tekeningen te komen. Het is een soort zelfonderzoek, wat houdt me nu precies bezig? De laatste jaren gebruik ik veel foto’s uit kranten die mij ook weer verder helpen in mijn tekeningen en in grotere zin de ontwikkeling in mijn leven. Ook het materiaal dat ik gebruik, het potlood, is belangrijk voor me. Ik heb me er aan verbonden en kan me er goed in uitdrukken.”
Afscheid nemen van zijn werk ligt voor hem niet moeilijk. “Elk werk staat me zeer na aan het hart maar ik vind het niet erg als het wordt verkocht, het is lang genoeg bij me geweest.” Op dit moment bevindt het werk zich in een aantal musea zoals het Stedelijk Museum Schiedam en het Centraal Museum in Utrecht. Over niet al te lange tijd verschijnt er ook een nieuwe publicatie over zijn werk.
Niet alleen het vervaardigen van zijn kunstwerken kost veel tijd, de zakelijke kant van het kunstenaarsbestaan is eveneens tijdrovend. “Als je in de wereld wilt staan, moet je dat goed regelen. Tentoonstellingen bezoeken, mensen leren kennen, netwerken, je bent daar toch dagelijks mee bezig. En als je eens wat anders wilt doen zoals het maken van een film, kost het tijd om fondsen aan te schrijven. Gelukkig komt er veel op me af zodat ik niet zelf de boer op hoef.”
“Het valt me wel op dat de politiek steeds meer vindt dat kunstenaars hun eigen boterham moeten verdienen. De geldstromen worden anders verdeeld. Alleen als je in de top zit, gaat het gemakkelijk. De rest moet erbij werken om rond te komen. Ook musea lijken steeds minder budget te hebben om interessant werk van kunstenaars aan te schaffen. Daarom is het erg goed dat de K.F. Hein Stichting dit wel doet en zo een bepaalde rol speelt in de ondersteuning van kunstenaars.”
Dit interview verscheen in de publicatie over de beeldende kunstcollectie van de K.F. Hein Stichting in 2009. Auteurs: Jan Jaap Zwitser en Suzanna de Sitter.