Mary Waters: “Culturele identiteit speelt een grote rol in mijn werk”
Januari 2009
De Ierse kunstenares Mary Waters leerde weliswaar schilderen aan een kleine academie in Galway, waar ze opgroeide, het duurde toch vele jaren voordat ze beroepsmatig als kunstenaar ging schilderen. “Ik volgde vijf jaar een opleiding schilderen en tekenen ondanks mijn aanvankelijk geringe interesse erin. Ik deed het omdat ik er talent voor had, daarom lag het voor de hand, maar ik was geen goede student. Na mijn afstuderen heb ik tien jaar lang tekenonderwijs gegeven op de bovenbouw van verschillende katholieke meisjesscholen.
Rond mijn dertigste, een cruciale leeftijd voor veel jonge volwassenen, ging ik me afvragen hoe mijn toekomst eruit moest zien. In die tijd gaf ik het vak kunstgeschiedenis aan een groep oudere studenten. Ik herinner me nog dat ik dia’s liet zien en college gaf, niet over de geschiedenis of de chronologie van deze kunstwerken, maar over de afbeeldingen en de schilderijen zelf. Toen begon het me te dagen, het werd opeens duidelijk waar deze kunst over ging, wat de schilderijen betekenden. Bij mij groeide grote waardering en nieuwsgierigheid voor deze afbeeldingen. Het voelde als verliefd worden, ik had echt mijn plek gevonden.”
Beeldend kunstenaar worden in Ierland was tot eind jaren negentig geen makkelijke opgave. Het land kende een lange, moeizame historie van eeuwige armoede, verlammende emigratie en werkeloosheid. In zo’n klimaat was het hebben van betaald werk het allerbelangrijkste. “Er was geen subsidiesysteem voor schilders, schrijvers of musici. Deze beroepen waren wel eerbiedwaardig, maar werden niet als echt werk gezien, en vormden alleen een optie als je eigen geld had of een andere serieuze baan om jezelf te onderhouden. Kunstenaar zijn werd als een luxe gezien, die weinigen zich konden veroorloven. Ik had tweemaal geluk, ten eerste ging het beter met de economie in Ierland na jaren van recessie en wat nog beter uitpakte, ik ging naar Nederland in een uitwisselingsprogramma en daar vond ik een kader voor kunstenaars zoals in Ierland niet bestond.”
Omdat het maken van Mary’s schilderijen een heel tijdrovend proces behelst, treden veranderingen in haar werk ook heel langzaam op. “De grootste verandering zit in de manier waarop ik mijn werk benader. Ik ben me nu veel bewuster van waar ik mee bezig ben en waarom, dan ik dat vijftien jaar geleden was. Ik heb er altijd moeite mee gehad om over mijn werk te praten, laat staan het werk voor anderen te ontleden. Iets onder woorden brengen dat eigenlijk visueel is, is onmogelijk, vind ik, en mijn belangrijkste manier van me uitdrukken ligt in het visuele. Ik realiseer me dat een heleboel hedendaagse kunst de verbeelding vormt van een idee of een concept. Ik ben er altijd huiverig voor geweest om uit te beelden wat ik denk te weten, veeleer zou ik in beeld willen brengen wat ik niet weet. Alles is me in de loop der jaren in dit opzicht duidelijker geworden, hoewel ik nog steeds niet een echte oplossing heb, is er nog veel werk te verzetten.
Natuurlijk kan ik niet in de toekomst kijken, zestien jaar geleden wist ik ook niet dat ik nu kunstenaar in Nederland zou zijn. Ik denk alleen niet dat mijn werk nog met grote schokken gaat veranderen, het zal meer een evolutionair proces zijn.”
Door naar Nederland te komen, is er nog iets anders heel duidelijk voor Mary Waters geworden, namelijk de rol die culturele identiteit in haar werk speelt. “Ik kom uit een land met een lange en moeilijke koloniale geschiedenis onder Engeland. Dat heeft invloed gehad op onze Ierse definitie van onszelf, die bestond voornamelijk uit wat we niet waren, meer dan uit wat we wel waren. We bevonden ons, naar ons idee, in de buitengewesten van de West-Europese cultuur. Toen ik naar Nederland kwam, werd dit heel helder voor me: Nederlanders voelden een ‘eigendomsrecht’ over hun cultuur, zoals wij, Ieren, dat nooit gekend hebben. Nederlanders weten wie ze zijn en wat bij hen hoort. Zo kunnen ze naar de Europese kunstgeschiedenis kijken en precies aanvoelen wat hun plek daar in is. Nederlanders hoeven er ook niet over na te denken of het zich af te vragen, het is een gegeven, deel van hun erfgoed, deel van henzelf. De beelden uit hun eigen kunstgeschiedenis zijn ook op een zeer persoonlijke manier deel van hen. Toen ik dit zag, realiseerde ik me hoe ambivalent mijn gevoelens waren ten opzichte van deze beeldtaal.
Hoewel ik wel begreep dat deze schilderijen een signaal uitzonden over de superioriteit van de geportretteerden en van de cultuur die ze vertegenwoordigden, ontstijgen deze kunstwerken deze boodschap en gaan ze ook over schoonheid en waarheid, waarmee ze zo integer zijn dat ze bijna licht geven.”
“Hoewel ik de beeldtaal van eeuwen geleden gebruik, schilder ik niet als een kunstenaar uit de zestiende of zeventiende eeuw. Het meest van invloed op mijn werk is fotografie en film. Om Europese schilderkunst te zien was ik aangewezen op boeken, aangezien het dichtstbijzijnde museum tweehonderd mijl van ons verwijderd lag. Met mijn komst naar Nederland waren de originele versies van vele schilderijen, die ik tot dan toe alleen in gereproduceerde vorm had kunnen bekijken, zeer makkelijk toegankelijk voor mij. Zo raakte ik geïnteresseerd in het fenomeen van het origineel versus de reproductie. Het is ook meer het beeld dan de technieken om een schilderij te vervaardigen, dat me al die tijd heeft getrokken. Ik gebruik voornamelijk moderne materialen: Acryl, alkyden, maar ook het traditionele linnen en olieverf. Zeer zorgvuldig breng ik de verf aan en selecteer ik de kwaliteit van mijn materiaal, meestal schilderend in vele, vele lagen opbouwend van ondoorzichtige tot geheel doorzichtige verf, waarbij alle lagen steeds heel precies moeten drogen. Dit hele procédé vergt veel tijd, waardoor ik een beperkt aantal schilderijen produceer, tijd is mijn grootste probleem. Nu ik ouder word vind ik het steeds belangrijker dat mijn werk lang zal blijven bestaan.”
“In de nabije toekomst kijk ik uit naar een tentoonstelling bij galerie Vous Etes Ici in Amsterdam met een catalogus van recent werk. Op langere termijn hoop ik nog eens op veel groter formaat te kunnen werken, als ik een geschikte werkplek daarvoor kan vinden. Verder hoop ik de relatie tussen de foto en het schilderij diepgaander te onderzoeken en ook de kwestie van het origineel en de reproductie.”
“Eén van de hoogtepunten in mijn oeuvre van de laatste jaren is een opdracht voor de Raad voor de Rechtspraak in Den Haag. Vijf kunstschilders werd gevraagd werk te maken voor dit recent gerenoveerde gebouw. Ik heb vier grote portretten van kindergezichten gemaakt voor de grootste vergaderzaal, een prachtige maar ook moeilijke ruimte. Wat de opdracht de moeite waard maakte, is de variëteit aan schilderijen en hoe ze pasten in de ruimten waarvoor ze bedoeld waren. Ik was er blij mee dat ik deel mocht uitmaken van deze monumentale opdracht.”
“De aankoop van mijn schilderij Woman door de K. F. Hein Stichting in 2001 was toentertijd van grote betekenis voor mij. Het beleid bij de aankopen door de stichting, waarbij gestreefd wordt rechtstreeks van de kunstenaar aan te kopen, zonder commissie af te dragen, maakt voor de kunstenaars een groot verschil. Financiële onzekerheid is één van de meest zorgwekkende en tijdrovende aspecten van het kunstenaarsberoep. Ik zal de K.F. Hein Stichting altijd dankbaar zijn voor de tijd en de steun, die zij mij gegeven hebben.”
Dit interview verscheen in de publicatie over de beeldende kunstcollectie van de K.F. Hein Stichting in 2009. Auteurs: Jan Jaap Zwitser en Suzanna de Sitter.