Jonathan Straatman: Spelen met ruimte
Juni 2025
Het was even zoeken voordat Jonathan Straatman de juiste plek had gevonden. Hij werkte een aantal jaren in de horeca voordat hij op zijn twintigste een open dag bij de HKU binnenliep. Bij architectuur.

Twee jaar lang zette hij zich vol in totdat het net zo ging vervelen als de horeca. ‘In die tijd werd bij architectuur vooral op de computer gewerkt. Ik merkte dat ik daar te beweeglijk voor ben. Ik wilde met mijn handen werken, niet alleen maar uittekenen wat ik al weet. Ik vind het veel leuker om dingen in elkaar te zetten en mezelf te verrassen.’ Hij stapte over naar Fine Art.
‘Ik ontdekte dat ik architectuur interessanter vond als middel dan als doel. Bijvoorbeeld het werk van Daniel Libeskind: hij ontwierp het Joods Museum Berlijn, waarin hij het verhaal van de shoah heeft vertaald in verschillende ruimtes en doodlopende gangen. Als je het interieur weg zou halen uit het museum, vertelt het gebouw nog steeds het hele verhaal. Dat vond ik interessant.’
In plaats van een doel werd architectuur zijn medium om iets te vertellen. ‘Ik ben het gaan vertalen naar mindmaps. Mijn afstudeerwerk was een optelsom van dertien kamers, waarbij ik allemaal stukken van mijn leven probeerde te vertellen. De ruimtes waren verbonden met gangen en trapjes en als bezoeker kon je er doorheen klauteren.’
In Between
Direct na zijn afstuderen werd Straatman uitgenodigd voor het kunstparticipatieproject van het K.F. Hein Fonds en gekoppeld aan Vluchtelingen Werk West en Midden-Nederland in het AZC aan de Joseph Hayndlaan. Dit AZC zit in een voormalig militair hospitaal en heeft veel gangen en kamers. Beneden in de kelder zit het kantoor van vluchtelingenwerk, in de gang daar maakte hij zijn werk. Het was een belangrijke opdracht voor Straatman. ‘Ik kreeg veel vrijheid bij het invullen van de opdracht en heb er veel van geleerd. Het kwam op een goed moment zo kort na het afstuderen.’
Straatman verdiepte zich in de plattegrond van het gebouw en combineerde de sfeer met de status van de bewoners. Met vluchtelingen ging hij aan de slag met het maken van kijkdozen, waarin zij iets van hun persoonlijke ervaring verbeelden. De kijkdozen zijn gestapeld tot een sculptuur die tegen de muur is gestuukt. Door kleine vensters kun je naar binnen gluren. Je ziet dan verschillende scènes, straten en pleinen, landschappen, tempeltjes, het laatste avondmaal. Herinneringen uit alle hoeken van de wereld komen hier samen. Net als de vluchtelingen zelf. Straatman: ’Zij zitten eigenlijk ook vast tussen twee werelden, wachtend tot ze verder kunnen.’ Zijn voorbereiding was grondig, zoals bij alle werken die hij maakt. ‘Ik lees heel veel, tot ik vol zit met informatie en dan begin ik met bouwen.’
Veel werk maakt hij op locatie en specifiek voor die plek. Geleidelijk is de focus verschoven van zijn eigen binnenwereld naar een meer universeel perspectief en de leefwereld van anderen. Van hangjongeren bijvoorbeeld in de Car Sculpture die hij samen met muzikant Colin Benders maakte voor het Werkspoorkwartier: een matzwart geschilderde Mercedes die ’s avonds tot leven komt met licht en muziek. De auto is voorzien van de typerende ramen die Straatman vaker gebruikt: smalle diepe vensters die vaak in een schuine hoek uit het object steken.
Hokjesdenken
Straatman werkt graag met rechthoeken en vierkanten, omdat dat menselijke vormen zijn. ‘De natuur maakt geen rechte hoeken, de mens wel want het is een efficiënte vorm die maakt dat alles goed in elkaar past.’ Aan dat laatste conformeert Straatman zich echter niet. De ramen staan zelden haaks op de ‘gevels’ en ook de binnenruimtes volgen de regels van de rechthoek niet. De buitenkant van het object is zelden logisch in overeenstemming met de binnenkant.
Een bron van inspiratie voor deze manier van werken was onder andere Villa Muller van Adolf Loos, die de vloeren van verschillende ruimtes liet verspringen en verbond met trapjes. Een veel dynamischer gebruik van de ruimte dan het verdelen van een huis in twee of drie gelijke verdiepingen. Ook een architect als Peter Zumthor is een bron van inspiratie met zijn doolhof-achtige structuren, niveauverschillen en de keuze voor pure materialen.

Dat dynamische, verspringende beeld komt in alle werken van Straatman terug. Ook in de sculptuur die hij met steun van het K.F. Hein Fonds voor de hal van het Universiteitsmuseum maakte speelt het een rol. Boven de bezoekers zweeft daar een ruimtelijke installatie van staal en spiegels, die vanuit elke hoek een andere aanblik biedt en waarin de bezoeker soms zichzelf ziet. Opnieuw een werk dat ingaat op de binnenwereld van mensen, op zelfreflectie, op openstaan voor een andere blik. Maar ook een verwijzing naar de wetenschap die zaken van verschillende kanten bekijkt. Net zoals kunstenaars dat doen.
De werken van Straatman nodigen door hun onverwachte wendingen uit opnieuw te kijken. Naar jezelf of naar de wereld. In het groot doet hij dat ook met De Nijverheid, het kunstenaarsdomein dat hij in 2017 met collega Daan Bramer opzette. Van denken in rechthoeken en hokjes is hier geen sprake. Van vrije expressie en uitwisseling des te meer. Organisch groeide de plek uit tot een vrijhaven voor kunstenaars uit alle disciplines én een levendige horecalocatie.
Uiteraard heeft Straatman hier zijn atelier. De buitengevel daarvan is bezaaid met raampjes in verschillende hoeken, maar je kunt nergens recht naar binnen kunt kijken. Binnenin een overzichtelijke ruimte. Aan de wand hangt het meest recente werk: kleine lichtobjecten die eruit zien als een futuristische zwarte bungalow van 20 bij 30 centimeter. Het liefst zou je er even binnen willen kijken. Zo blijft het werk bewegen tussen mentale en fysieke ruimte. En wie weet wordt het toch ooit echt een huis.

Dit interview is geschreven door Marjolein Sponselee in 2024.