Skip Navigation Links

Altrecht: Niemand in de steek laten

Juni 2017

‘Ik mag alleen maar in m’n dromen gelukkig zijn’, zegt de man, met iets klagerigs in zijn stem. Het is een uur of één ’s middags en tamelijk zonnig, maar de dichtgetrokken gordijnen maken het in de flat schemerdonker. De man zit in korte broek op de bank en draait een shagje. Het is zeker niet zijn eerste vandaag ; de rommelige kamer hangt al vol rook. Harry Gras, psychiatrisch verpleegkundige van het Willem Arntszhuis, vraagt: ‘Ik zie dat het je aangrijpt van die dromen. Vertel er eens iets meer over? Hoe zien ze er uit? De man zegt dat ze vredig zijn, maar niet altijd. Er is ook een droom waarin hij zijn neefje aan het afrossen is. Harry: ‘Wat had hij dan gedaan?‘ ‘Dat weet ik niet.’

Hoge snelheid

Harry Gras is teamleider van één van de mobiele teams van het W.A. Huis. Zijn forensisch team, twaalf mensen sterk, bedient de ongeveer 120 uitwonende of zwervende patiënten met de zwaarste problematiek. Bij de meesten is sprake van een combinatie van gedragsproblemen, financiële problemen en problemen met justitie en politie. Ongeveer tachtig procent is man, de meesten tussen de 25 en 45 jaar. Harry’s vervoermiddel is een elektrische fiets, waarmee hij zich in hoge snelheid door de hele stad verplaatst. Onderweg komt hij vrijwel altijd bekenden tegen, vooral patiënten, maar ook oud-patiënten, die het weer redden in de maatschappij. Dat die successen hem goed doen is aan hem te zien.

Gras is 55 en zit al sinds 1983 in de psychiatrische verpleging. Hij wordt gedreven door de sterke overtuiging dat je mensen in zwaar weer niet aan hun lot mag overlaten. Hij zegt: ‘Ik kom in landen waar niemand naar ze omkijkt. Ik wil niet dat mijn vier kinderen wonen in zo’n land. Alle mensen hebben kwaliteiten en talenten. Daar moet je naar op zoek gaan.’

En dus bezoeken Gras en zijn teamgenoten hun door de samenleving bijna hopeloos geachte patiënten, praten met ze, kijken hoe het met ze gaat, regelen dingen, etcetera. Van de man met de dromen wil Harry bijvoorbeeld weten of hij regelmatig warm eet. ‘Jazeker’, is het antwoord.

‘Wanneer voor het laatst?’ ‘Ergens vorige week’.

portret Harry Gras
Harry Gras. Foto: Saar Rypkema

”Ik dacht het niet’

Bemoeizorg, zo noemt Harry zijn werk. Vroeger konden ernstige psychiatrische patiënten gewoon de hulp opzeggen, maar nu gaat dat niet meer zo makkelijk. Harry: ‘Flikker maar op’, zegt er wel eens ééntje. En dan zeg ik: ‘Ik dacht het niet’.

De Binnenstadskrant rijdt (ook op een elektrische fiets) met Gras mee naar vier adressen. Bij de eerste drie vangen we bot. Niet thuis. Kan gebeuren, zeker als je onaangekondigd langs komt. Harry maakt zich er niet druk om. Hij probeert het deze week gewoon opnieuw. Op het vierde adres woont de man met de dromen, die zegt dat hij het zwaar heeft. ‘Ik word helemaal duf van m’n medicijnen. Ik wil dat gevoel niet meer. Ik wil dat rotspul afbouwen.’ Harry antwoordt dat hij dat een goed idee vindt. Uit het gesprek blijkt dat er al een plan voor is gemaakt. Het zal binnen twee a drie weken gebeuren in het W.A. Huis. ‘Ga je het roken er dan ook mee aanpakken?’ ‘Nee.’ Over de duur van de opname staat nog niets vast. De man zegt: ‘Voor mijn part blijf ik een maand. Af en toe weet ik nu niet meer wie ik zelf ben. Ik wil gewoon mezelf zijn, niet met die spanningen’. Harry kijkt de donkere kamer rond en zegt: ‘Ik mis je dieren.’ De man: ‘Ik ook. Het ging niet meer.’ Harry: Wat zou je willen dat er beter gaat?’ De man: ‘Dat ik m’n tanden beter kan poetsen, dat ik mezelf beter kan verzorgen.’

Boekarest

Een paar weken na de fietstocht kijken ervaringswerkers, hulpverleners en cliënten terug op een studiereis die ze op initiatief van Gras deze winter maakten naar Boekarest, de hoofdstad van Roemenië. Tenminste één ding wordt duidelijk: in vergelijking met de toestanden daar verkeert Utrecht in een luxe-positie. Er zijn daar zwerfkinderen en psychiatrische patiënten die in riolen leven. ‘Er is daar een gedrevenheid en passie van de hulpverleners die ik nog nooit heb gezien’, zegt één van de deelnemers.

Geld om op te krabbelen

Altrecht is één van de organisaties waaraan het Utrechtse K.F. Hein Fonds geld doneert. Op jaarbasis heeft het Fonds 400.000 euro beschikbaar voor individuele steun aan patiënten. Dat gebeurt vanuit de overtuiging dat iedereen de kans moet krijgen iets van zijn leven ter maken, ook als het de tweede of derde kans is. De steun kan bestaan uit een vergoeding voor een laptop, een fiets, een bed, een kast of een opleiding, maar ook uit een uitje voor cliënten of iets extra’s met de kerst. Er is intensief contact tussen Altrecht en het Fonds.

Ook het Forensisch team van het W.A. Huis heeft een potje, maar dat is veel kleiner. Het geld wordt verdiend met trainingen en workshops. Ongeveer vijftien keer per jaar kan daaruit iets uit worden betaald. Zo vroeg een patiënt laatst om planten voor in zijn tuintje.

Auteur: Dick Franssen. Dit artikel verscheen in juni 2017 in de Binnenstadskrant.